05 oktober 2007

Vergeefse volksverheffing

Tijdens het laatste weekend van september vierde theaterMalpertuis zijn veertigjarig bestaan. In het kader daarvan was er ook een debat onder de titel Je moet niet doen alsof alles hetzelfde is, naar het gelijknamige boek van Jacques Kruithof. Ter inleiding schreef Benno Barnard volgende tekst:

In zijn pamflet Je moet niet doen of alles hetzelfde is (Atlas, 2006) aanschouwt Jacques Kruithof – Nederlands schrijver en cultuurcriticus – de stuiptrekkingen van de Westerse beschaving. Het is een luidruchtig spektakel, dat hem inspireert tot ‘suggesties voor hoe het verder moet’, maar dat zijn nobele wanhoopspogingen, zoals hijzelf ook wel zal beseffen.
Het gepeupel spijst zich met wat het in de vuilnisbak aantreft. Die vuilnisbak is driekwart van wat de televisie en de geschreven media ons opdissen. Maar niet het volk ergert mij, die een beetje liefhebber in de ondergang van het Avondland – het is de elite die me kwaad maakt. Politici, academici, journalisten en zelfs schrijvers plegen vrijwel onophoudelijk verraad aan de oude sociaal-democratische droom van de volksverheffing; ze collaboreren met het cultureel-industriële complex, dat de vuilnis produceert, en velen onder hen, de politici voorop, zouden liever lobotomie ondergaan dan in het openbaar op een literair citaat te worden betrapt.
Er zijn meer mensen dan ooit die kunnen lezen en schrijven, maar dertig procent van de bevolking stemt extremistisch en tachtig procent drukt zich uit in een of ander boerentaaltje dat ondertiteling behoeft. Iedere tweede journalist in Vlaanderen schrijft ‘voor zij die haar geweld aandoen’ in plaats van ‘voor hen die haar geweld aandoen’ – de dativus en accusativus zijn fossielen die binnenkort alleen nog worden aangetroffen bij opgravingen van bibliotheken uit de Beschaving van Gutenberg. Intussen verstijft de Nederlandse Taalunie van angst bij de gedachte dat zij ook wel eens normerend zou kunnen optreden; dat zou immers indruisen tegen het democratische recht op onwetendheid.
De hele cultuur die mij zo dierbaar is, is bezig te veranderen in een spijkerschrift op kleitabletten, dat enkel nog door specialisten ontcijferd zal kunnen worden.
Ik grom dus instemmend wanneer iemand over dit alles zijn beklag doet. Wat u hier hoort is het gegrom van een ouwe beer met een bloedende poot, die in de val van de moderniteit is getrapt.
Kruithof heeft het vanzelfsprekend over onderwijs. In Vlaanderen beheert een sociaal-democraat het bewuste departement. Van zo iemand zou je verwachten dat hij zich bewust is van het nut van historische kennis in een land waar de geschiedenis zoveel extremisme heeft gebaard. Maar mijn kinderen krijgen geen geschiedenisonderwijs, wel gratis potloden; er worden hun volstrekt nutteloze sneeuwklassen opgedrongen, maar een museum hebben ze nog nooit bezocht.
En de gelijke kansen dan, dat stokpaard van linkse ministers? Arme ouwe knol, afgejakkerd door onbekwame ruiters! Het gelijkst haalbare zijn goede scholen voor iedereen en leerplicht vanaf drie jaar; maar waarlijk gelijke kansen zijn enkel mogelijk in een totalitaire staat, die de kinderen aan het ouderlijk gezag onttrekt, zoals Thomas Moore ons al vijfhonderd jaar geleden duidelijk heeft gemaakt in Utopia. De gratis potloden en schriften drukken nu juist de utopische onmogelijkheid van ware gelijkheid uit.
Toen ik lesgaf aan het RITS in Brussel, aan studenten die allemaal
humaniora hadden gevolgd, moest ik niet alleen uitleggen wie Thomas Moore was en wat de humanistische cultuur inhield – maar ook wat het verband was tussen de Eerste Wereldoorlog, de Vlaamse emancipatie en het huidige Vlaamse fascisme. Ook maakte ik duidelijk dat het klokgebeier dat ze hoorden de begrafenis van onze beschaving aankondigde.
Met enige regelmaat vertellen we onszelf dat we het beste onderwijs ter wereld hebben, maar klaarblijkelijk behoren de vakken moedertaal, geschiedenis, aardrijkskunde en muziek daar niet toe. En het zal er niet op verbeteren. Nu we bezig zijn het Frans in te ruilen voor het Engels, zijn we straks in plaats van drietalig even banaal tweetalig als de rest van Europa. Ondertussen neemt het flamingantisme de Vlamingen wel het Frans af, maar is het er nog altijd niet in geslaagd hun het Nederlands te schenken. Kijk in mijn glazen oog! Het wordt nog veel erger.
Ook iets wat me door Kruithof uit het hart is gegrepen: de walgelijke lafheid van bewindslieden ten overstaan van ‘jongeren en allochtonen’. Een recente Nederlandse staatssecretaris van cultuur – natuurlijk weer een lid van de partij der volksverlakkers, de PvdA, die het Nederlandse onderwijs met zoveel grondigheid heeft verwoest dat je haast om een interventie van VN-troepen zou vragen – vond vitrines in musea ‘stoffig en saai’: weg ermee, er moesten doelgroepen worden blij gemaakt, er moest aan ‘klanttevredenheid’ worden gedaan.
Interactief zult gij uit uw vuilnisbak vreten, o gepeupel.
Is de domheid van de linkse beleidsmakers nog een nagekomen rekening van de jaren zestig? Onbegrijpelijk genoeg hebben ze zich – aangevuurd door de academische verraders die ‘cultural studies’ en soortgelijke vakken doceren – weerloos uitgeleverd aan het eertijds zo verfoeide kapitalistische systeem van vraag en aanbod. Onze Vlaamse minister van cultuur bemint de jongerencultuur als zodanig, zonder van enig kwaliteitsonderscheid te willen weten, zonder te begrijpen dat geen enkele groep gevoeliger is voor alle rotzooi die de industrie haar oplepelt. De verantwoordelijken bij de VRT staren als konijnen naar het westen, alsof de filmkunst in continentaal Europa nog niet is uitgevonden. En dan de kwaliteitskranten! In De Morgen kwam ik onlangs een mij onbekende presentatrice tegen, een zekere An Lemmens, die een hele pagina kreeg aangeboden om over haar puberale muzikale voorkeuren uit te weiden. Ik wil u één citaat niet onthouden: ‘Mijn ouders waren muzikaal een complete ramp. Ik ben opgegroeid met klassieke muziek en gregoriaanse gezangen. Ik moest ook naar de muziekacademie en leerde pianospelen. Ik heb me gigantisch tegen die hardcore klassieke opvoeding afgezet.’
De ondergang van een wereld en de geboorte van een nieuwe is een religieuze sensatie. Maar zoals Kruithof opmerkt: in de jaren zestig was er tenminste sprake van elan en vuur en geestdrift. Er zou ‘een grote schoonmaak onder verstarde denkbeelden en zeden’ komen, ‘een klassenstrijd om van het kapitalisme verlost te raken’. Dat alles is grandioos mislukt. De industrie heeft gewonnen. Thans verlustigen de woordvoerders van de verandering zich wel in de ondergang van de oude waarden, maar ze stellen er het waardeloze tegenover. En links, waarvan ik – zo geconditioneerd door mijn opvoeding –altijd hoopte dat het ooit weer de volksverheffing zou nastreven, bestaat tegenwoordig uit een hoop treurige klerken, met de ruggengraat van een weekdier.
Benno Barnard